Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 272]
| |
zijn gloende pijlen uit. L.D.S.P. Met smert verzuchtze om zulk een stuk uit een vertorent hart. Vond. Wederkeeriglijk, vergramd worden: hij begon zich daarover te vertoornen. Hij zal hem vertoornen; hij zal met sijne tanden knerssen. Bijbelv. Kil. vertornen. |
|