Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 270]
| |
tolkt zullen worden. Vertalen, over het algemeen: hoe hebben de overzetters dit vertolkt? Uitleggen: het is duidelijk genoeg gezegd, men behoeft het niet te vertolken. Halma. Van hier vertolker, vertolking; en van het deelw. vertolkt de zamenstell. onvertolkt. |
|