[Vertillen]
VERTILLEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vertilde, heb vertild. Van het onscheidb. voorz. ver en tillen. Al tillende verplaatsen: ik kan het naauwelijks vertillen. Zich vertillen is zich al tillende benadeelen: ik heb mij daaraan vertild. Van hier vertilling.