[Vertaling]
VERTALING, z.n., vr., der, of van de vertaling; meerv. vertalingen. Van vertalen. De daad van vertalen: door de vertaling van dat geschrift. Het opstel, dat ter vertaling dient: het heeft meer van eene uitbreiding, dan van eene vertaling. Zamenstell.: vertalingsloon, vertalingswerk, enz. Bijbelvertaling, dichtvertaling, enz.