Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 261]
| |
Mijn stem door 't nocken gansch verstopt. Brederod. Van hier verstoptheid, verkoudheid, of andere belemmering van het een of ander: verstoptheijd in den neuse, verstoptheijd der blaese. Kil. |
|