[Versteening]
VERSTEENING, z.n., vr., der, of van de versteening; meerv. versteeningen. Van versteenen. De daad van versteenen, zoo bedr., als onz.: de oorzaak der versteening van die visschen. Een versteend ding: men vindt er eene fraaije verzameling van versteeningen. Zamenstell.: houtversteening, plantversteening, vischversteening, enz.