[Verschrijven]
VERSCHRIJVEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik verschreef, heb verschreven. Van het onscheidb. voorz. ver en schrijven. Anders schrijven, dan voorheen: ik wil het wel verschrijven. Al schrijvende verbruiken: ik heb al mijn papier daaraan verschreven. Door openbare brieven ter vergadering noodigen: hij is ook ten landdage verschreven. Wederkeeriglijk, is, zich verschrijven, zich in het schrijven misgrijpen: gij maakt, dat ik mij gedurig verschrijve. Van hier verschrijving.