[Verschilderen]
VERSCHILDEREN, bedr. w., gelijkvl. Ik verschilderde, heb verschilderd. Van het onscheidb. voorz. ver en schilderen. Anders schilderen, dan voorheen: hij moet het verschilderen. Mijne kamer wordt geheel verschilderd. Al schilderende verbruiken: ik heb al de verw reeds verschilderd. Van hier verschildering.