[Vernaamd]
VERNAAMD, bijv. n., vernaamder, vernaamst. Eigenlijk, een deelw. van vernamen. Beroemd, vermaard: die machtige ende vernaamde stad van Rome. v. Hass. Gemeenlijk, 't geen voorneemen is, ook vernaamt is. Hooft. Van hier vernaamdheid, vermaardheid: zelfs den Marquis Spinola komen zijn vernaamtheijt ende overwinningen op gruwzaam geldt te staan. Hooft.