[Vermissen]
VERMISSEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vermiste, heb vermist. Van het onscheidb. voorz. ver en missen. Ottfrid. firmissan. Iets afwezig vinden, of merken, dat het ontbreekt: het gezelschap vermiste hem niet voor dat men aan tafel ging. Er werden drie en twintig manschappen vermist. Vermist gij geld uit uwe beurs? Het deelw. vermist wordt ook als z.n. gebruikt, voor een' krijgsman, dien men na een gevecht, noch onder de dooden, noch onder de levenden, wedervindt: het verlies werd op drie en dertig dooden en zeventien vermisten berekend.