[Verkoeling]
VERKOELING, z.n., vr., der, of van de verkoeling; meerv. verkoelingen. Van verkoelen. De daad van verkoelen: het is een uitnemend middel tot verkoeling van het bloed. Overgang tot koelte: ik bespeur geene verkoeling in de lucht. Ook oneigenlijk: door verkoeling der genegenheid. Wanneer de tijden der verkoelinge sullen gekomen zijn. Bijbelv. Zamenstell.: verkoelingsmiddel, enz. Bloedverkoeling, enz.