[Verkneeden]
VERKNEEDEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verkneedde, heb verkneed. Van het onscheidb. voorz. ver en kneeden. Anders kneeden, dan voorheen: het deeg moet nog eens verkneed worden. Ook oneigenlijk: eene schrijfstoffe verkneeden, en omwerken. Van hier verkneeding.