[Verkinderen]
VERKINDEREN, onz. w., gelijkvl. Ik verkinderde, ben verkinderd. Van het onscheidb. voorz. ver en kinderen. Brandt bezigt het woord in den zin van kindsch worden: want de oude moeten weer verkinderen. J. de Decker zegt: merk, hoe de wijsheit Gods verkindert.