[Verkeerd]
VERKEERD, bijv. n. en bijw., verkeerder, verkeerdst. Eigenlijk, een deelw. van verkeeren. Het tegenoverstaande van echt, juist, regt: het schoot mij in de verkeerde keel. Hij speelt verkeerd antwoord, zoo eigenlijk, als oneigenlijk, van iemand, die ongepastelijk antwoordt. Iets verkeerd aangrijpen. Op eene verkeerde plaats: gij zoekt verkeert een kruit, dat elders liefst wil spruiten. Vond. Ik trad schier op verkeerde paen. L.D.S.P. Ondeugend: een verkeert man sal krackeel inwerpen. Bijbelv. Van hier verkeerdelijk, verkeerdheid.