[Verheffing]
VERHEFFING, z.n., vr., der, of van de verheffing; meerv. Verheffingen. Van verheffen. De daad van verheffen, in al de opgenoemde beteekenissen: door verheffing van zijne stem. Zijne verheffing baatte hem weinig. Een ijdele verheffing van zich zelven, enz. Zamenstell.: staatsverheffing, stemverheffing, zelfsverheffing, zielsverheffing, enz.