Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vergrijping] VERGRIJPING, z.n., vr., der, of van de vergrijping; meerv. vergrijpingen. Van vergrijpen. Evenveel als vergrijp: ende geen vergrijpinge, noch misdaet, in hem gevonden en wiert. Bijbelv. Vorige Volgende