[Vergiftigen]
VERGIFTIGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vergiftigde, heb vergiftigd. Van vergiftig. Bij Kil. vergiften, vergeven. - In het hedendaagsche gebruik, vergiftig maken: eenen drank vergiftigen. Vergiftigde pijlen. Van hier vergiftiger, vergiftiging, vergiftigster.