[Vergeving]
VERGEVING, z.n., vr., der, of van de vergeving; zonder meerv. Van vergeven. De daad van vergeven, in al de opgenoemde beteekenissen van dit woord: bij u is vergevinge. Bijbelv. Door de voorbarige vergeving dier bediening. De vergeving der kaart. Vergeving, vergiftiging. Zamenstell.: ambtvergeving, schuldvergeving, enz.