[Verduiveld]
VERDUIVELD, bijv. n., bijw. en tusschenwerpsel, verduivelder, verduiveldst. Eigenlijk een deelw. van verduivelen, dat bij Kil. de beteekenis van dol worden heeft. Bij Kil. dol, razend. In het hedendaagsche gebruik, afschuwelijk, verfoeijelijk: welk een verduiveld bedrijf! Een verduiveld wijf. T.P. Pers. Hij heeft mij verduiveld voorgelogen. Als tusschenwerpsel, is het eene uitroeping van verbazing: wel, verduiveld! wat is dat een zet!