[Verderfelijk]
VERDERFELIJK, bijv. n., verderfelijker, verderfelijkst. Van verderf. Zie lijk. Aan verderf onderhevig: want dit verderffelicke moet onverderffelikheijt aendoen. Bijbelv. Verderf aanbrengende: welk een verderfelijke drank. Die leer is allezins verderfelijk. Van hier verderfelijkheid. Zamenstell.: onverderfelijk, onverderfelijkheid.