[Verdadigen]
VERDADIGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verdadigde, heb verdadigd. Van het onscheidb. voorz. ver en dadigen. Hier en daar in plaats van verdedigen in gebruik: verdadigde 't gemeene beste. Vond. Oul. ook verdaden: die met der reden best sijn recht verdaden kan. Hooft. Van hier verdadiging. Zie voorts verdedigen.