Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
overstaande van nabij, en genoegzaam hetzelfde als ver, verre, op eenen grooten afstand: de stad ligt nog veraf. Die verre af is, sal door de peste sterven, ende die naebij is. Bijbelv. Zamenstell.: verafgelegen. |
|