[Venstermuzijk]
VENSTERMUZIJK, z.n., vr., der, of van de venstermuzijk; zonder meerv. Van venster en muzijk. De muzijk van eenen minnaar voor de vensteren zijner beminde, doorgaans gepaard met het zingen van liederen, waaraan Kil. den naam van vensterliedekens geeft: onder eene fraaije venstermuzijk boezemde hij zijne verliefde klagten uit.