Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
De eigennaam van eene Italiaansche koopstad, weleer de hoofdplaats van eene magtige republiek: het oude Venetie. De gezamenlijke eilandjes, waaruit het schoone Venetie bestaat. Ook wel eens de republiek, waarvan Venetie weleer de hoofdstad was: de Jonische republiek behoorde voorheen tot Venetie. Van hier Venetiaan, Venetiaansch. De stad ontving haren naam van de Veneti, of Iteneti, die haar bouwden, en bevolkten. |
|