[Veldstoel]
VELDSTOEL, z.n., m., des veldstoels, of van den veldstoel; meerv. veldstoelen. Verkleinw. veldstoeltje. Een stoel, die zich zamen vouwen laat, en waarvan men zich in het oorlogsveld bedient: er stonden veldstoelen voor ons geplaatst.
Veldstoel, hoogd. feldstuhl, zweed. faelstol, middeleeuw. lat. faudestola, van waar het fr. fauteuil, en faldestolium, faldistorium, en faldao, komt, volgens sommigen, niet van veld en stoel, maar even als veldleger, veldkoets, en het hoogd. feldbett, van falten, vouwen.