Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Veelkleurig] VEELKLEURIG, bijv. n. en bijw., zonder vergrooting. Van veel en kleurig. Dat veel kleuren heeft: wij zien, in het oude Testament, de veelkleurige schemering der opgaande zon aan eenen majestueuzen hemel. Vollenh. Vorige Volgende