Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
vast, heb vastgemetseld. Van het bijw. vast en metselen. Door metselwerk verbinden: is de toren niet aan de kerk vastgemetseld. Door metselwerk insluiten: het was eene der wreedste straffen van den ouden tijd, dat men iemand tusschen vier muren vastmetselde. |
|