ken. Ook overdragtelijk, in stand houden: de nederige van geeste sal de eere vasthouden. Bijbelv. In aandenken houden, en in acht nemen: houdt vaste, dat ghij het bloet niet en etet. Bijbelv. Wederkeeriglijk, zich door middel van iets, dat men gegrepen heeft, tegen vallen, wegzinken, enz. beveiligen: hij hield zich aan een hout, 't welk wij hem toewierpen, vast, tot dat wij hem redden konden. Ook figuurlijk: ik hou mij vast aan 't geen gij hebt gezeid. L.D.S.P. Voorts is, zich vast houden, in den Statenbijbel, zich zelven stijven, sterken, bemoedigen, in: want hij hielt sich vast, als siende den onsienlicken. En, in de gemeenzame verkeering: zijn stuk wel vasthouden, het wel verdedigen, op zijn regt blijven staan. Ergens aan vasthouden is, overdragtelijk, zich daaraan verbinden: houdt ghij noch vast aen uwe oprechticheijt? Bijbelv. Van de gebiedende wijze van dit woord komt
houvast. Zie houvast. Voorts wordt het deelw. vasthoudend als een bijv. naamw. gebruikt.