[Vaderslagt]
VADERSLAGT, z.n., vr., der, of van de vaderslagt; meerv. vaderslagten. Van vader en slagt. Bij Kil. vaderslagh. Manslag aan iemands eigenen vader bedreven, vadermoord: hij is schuldig aan vaderslagt. Vond. Om dezen vaderslagt. Vond., waar dit woord te onregt mannelijk gemaakt, doch waarschijnlijk voor vaderslag gebezigd wordt; welk laatste minder in gebruik is. Van hier vaderslagtig, aan vaderslagt schuldig, bij Kil.