[Uitwijzen]
UITWIJZEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik wees uit, heb uitgewezen. Van uit en wijzen. Op eene beslissende wijze aantoonen: de tijd zal het uitwijzen. Eene zaak uitwijzen, is, dezelve beslissen. Een vonnis uitwijzen, is, hetzelve vellen. Van hier uitwijzing.