[Uitverkoren]
UITVERKOREN, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Eigenlijk een deelw. van uitverkieren, dat oulings, in plaats van uitkiezen, in gebruik moet zijn geweest, en welks verled. tijd nog in gebruik is; blijkens: ghij Jeschurun, dien ick uijtverkoren hebbe. Bijbelvert. Weet, dat mij God heeft uitverkoren. L.D.S.P. Uitgekozen, uitgelezen: sal sijne uijtverkorene bij een vergaderen. Bijbelvert. Mijn uitverkoren helt, wat isser meenig spits op uwe borst gevelt! Vond.