[Uitlegger]
UITLEGGER, z.n., m., des uitleggers, of van den uitlegger; meerv. uitleggers. Van uitleggen. Al wie eene stad vergroot: Servius Tullius was een der voornaamste uitleggers van Rome. Al wie iets verklaart: de gezamenlijke uitleggers van den Bijbel. Al wie iets vertolkt: zijnse alle uijtleggers? Bijbelvert. Als er van eene vrouw gesproken wordt, bezigt men uitleg-