[Uitkrabbelen]
UITKRABBELEN, bedr. w., gelijkvl. Ik krabbelde uit, heb uitgekrabbeld. Van uit en krabbelen. Genoegzaam evenveel als uitkraauwen; zie uitkraauwen; en door gekrabbel onleesbaar maken: ik heb mijn geschrijf weer uitgekrabbeld. Slordiglijk ten einde schrijven, of teekenen: hebt gij al wederom een schrift uitgekrabbeld?