[Uitklagen]
UITKLAGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik klaagde uit, heb uitgeklaagd. Van uit en klagen. Al klagende uiten: ik heb alles uitgeklaagd. Zijn hart uitklagen, is, deszelfs gevoelens al klagende aan den dag leggen: nu heb ik mijn hart eens regt uitgeklaagd.