Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Uilenvlugt] UILENVLUGT, z.n., vr., der, of van de uilenvlugt; zonder meerv. Van uil en vlugt. De tijd, wanneer de uilen beginnen te vliegen, de schemeravond: wat doet gij in de uilenvlugt buiten? Vorige Volgende