Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Trouwbelofte] TROUWBELOFTE, z.n., vr., der, of van de trouwbelofte; meerv. trouwbeloften. Van trouw en belofte. Belofte van in trouw te treden: zij heeft eene schriftelijke trouwbelofte van hem. Vorige Volgende