Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Trommelvisch] TROMMELVISCH, z.n., m., van den trommelvisch; meerv. trommelvisschen. Van trommel en visch. Een visch van het geslacht der stekelbuiken: de Italianen geven aan den molensteenvisch, om deszelfs gedaante, den naam van trommelvisch. Vorige Volgende