Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Troje] TROJE, z.n., o, Trojes, of van het Troje; zonder meerv. Eene bekende stad in klein Azie. Van hier trojaan, een inwoner dier stad - trojaansch, dat daar van afkomstig is, of daar toe behoort: het trojaansche paard. Vorige Volgende