Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Treurlied] TREURLIED, z.n., o., des treurlieds, of van het treurlied; meerv. treurliederen. Van treuren en lied. Anders treurzang, of treurdicht. Een klaaglied, waarin men eenig ongeval betreurt: er is een treurlied op haar overlijden gemaakt. Vorige Volgende