[Treksel]
TREKSEL, z.n., o., des treksels, of van het treksel; meerv. treksels. Verkleinw. trekseltje. Zekere hoeveelheid van vocht, waarin de kracht van deze of gene kruiden getrokken is: het eerste treksel van de kina is het beste. Eene hoeveelheid van kruiden, die men gevoegelijk op eenmaal kan laten trekken: zie daar een trekseltje van mijne beste thee. Van trekken.