[Tras]
TRAS, tieras, tiras, z.n., o., van het tras; zonder meerv. Bij Kil. terras. Cement, steenkalk: het moet met geene gemeene kalk, maar met tras, gemetseld worden. Legh de kelders in tiras. Vond. Overdragtelijk: en legg' de grontvest van den godsdienst in tieras. Moon. Van hier trassen, bij Kil. terrassen,