Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland–
[pagina 169]
| |
oog. Van hier traanoogen, schreijen, of ten minste eenige tranen in zijne oogen laten blinken: ik kon mij niet weerhouden van traanoogen. |
|
[pagina 169]
| |
oog. Van hier traanoogen, schreijen, of ten minste eenige tranen in zijne oogen laten blinken: ik kon mij niet weerhouden van traanoogen. |
|