[Tortelduif]
TORTELDUIF, z.n., vr., der, of van de tortelduif; meerv. tortelduiven. Van tortel en duif. In het hoogd. turteltaube, Willer. turtultubo. Evenveel als tortel: den Heere twee tortelduijven, ofte twee jonge duijven, brengen. Bijbelv. Het verkleinw. is eene vleijende benaming van een geliefd voorwerp: mijn tortelduifje!