[Torretje]
TORRETJE, z.n., o., des torretjes, of van het torretje; meerv. torretjes. Eigenlijk, het verkleinw. van tor, dat intusschen bij de Natuurkenners gebruikt wordt, om een bijzonder geslacht van schildvleugelige insekten, van dat gene te onderscheiden, dat den naam van torren voert: gegolfd torretje, gestippeld torretje, enz. Zamenstell.: drektorretje, erwtentorretje, houttorretje, kapucijntorretje, kloptorretje, luistorretje, schrijftorretje, spektorretje, venstertorretje, vlootorretje.