[Torbok]
TORBOK, z.n., m., des torboks, of van den torbok; meerv. torbokken. Verkleinw. torbokje. Van bok en tor. Ook wel eens boktor. Een geslacht van schildvleugelige insekten, dat gehoornd schijnen kan, en waarvan men twee en vijftig verschillende soorten telt: bloedroode torbok, gegolfde torbok, gestreepte torbok, enz.