[Toortskruid]
TOORTSKRUID, z.n., o., des toortskruids, of van het toortskruid; meerv. toortskruiden, dat enkel wegens verschillende soorten gebezigd wordt. Van toorts en kruid. Kil. tortsenkruijd, wolkruijd. Bij onze kruidkenners breedbladig wolkruid, welks stengen gedroogd, en met eenig smeer bedropen, als toortsen gebruikt kunnen worden: de Duitschers geven aan het toortskruid den naam van kaarsenkruid, of Koningskaars.