Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tooneelpop] TOONEELPOP, z.n., vr., der, of van de tooneelpop; meerv. tooneelpoppen. Van tooneel en pop. Eene tooneelspeelster: op eene tooneelpop verlieven. Vorige Volgende