[Tonneboeijer]
TONNEBOEIJER, z.n., m., des tonneboeijers, of van den tonneboeijer; meerv. tonneboeijers. Van ton en boeijer. Volgens Adelung, in Nederduitschland een boeijer, of schip, waarmede men de zeetonnen plaatst, verplaatst, enz. In Vriesland een opziener over de zeetonnen, anders tonnemeester: hij bekleedt het ambt van tonneboeijer. Bij dit gebruik van het woord doelt men zekerlijk op het boeijen, of vastmaken, van de zeetonnen aan hare ketens.