[Toewinden]
TOEWINDEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik wond toe, heb toegewonden. Van toe en winden. Bedr., in een winden: een toegewondene bundel oud linnen. Onz., aanvangen, of voortgaan, met garen, of iets anders, op te winden: wind maar toe! Sterk door winden: waarom windt gij niet wat meer toe?