[Toevreten]
TOEVRETEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik vrat toe, heb toegevreten. Van toe en vreten. Bedr., boven hetgeen men gevreten heeft, nog iets vreten: de hond vrat nog een' halven paardebout toe. Onz., aanvangen met vreten: laat het paard nu maar toevreten. Voortvreten: vreet het dier nog al toe?